Zonder Ernst geen humor. Dat is de lijfspreuk van
de legendarische joodse komiek Ernst Hofman. Als
hij in februari 1944 naar een kamp in Polen wordt
gedeporteerd, is zijn humor niet alleen een buffer
tegen de barbarij, maar ook een waardevol
ruilmiddel. Zijn geliefde Helena zit opgesloten in
het vrouwenkamp. Als wederdienst voor het smokkelen
van briefjes, geschreven op het beduimelde papier
van cementzakken, vertelt hij elke dag na het
avondappèl grappen aan medegevangenen. Zijn
‘komische kwartiertjes’ blijven niet onopgemerkt.
De kampcommandant wil dat hij gaat optreden voor de
SS: ‘Wir arbeiten hart, aber wir lachen gern.’
Humor is overleving. Maar hoe ver is Ernst bereid
te gaan?
De Lach en de Dood is een bloedstollend verhaal
over de liefde en de lach in ‘het kontgat van de
wereld’. Wat gebeurt er met humor als daar de
zwaarst denkbare gewichten aan hangen? Verstomt de
lach dan, of juist niet? Kan een grap werkelijk
helpen als de dood zo nabij is?
Zie
hier
een artikel dat op 14 juli 2010 verscheen in de
VPRO-gids.
